guatemala-matigol.reismee.nl

Op reis

De rit naar Semuc Champey is weer typisch, zoals we het ondertussen gewend zijn: de eerste helft van de tocht racet de chauffeur met volle snelheid door de bergen, in de haarspeldbochten horen we de banden slippen. Na zo'n drie uur zie ik hem knikkebollen en bied ik een kauwgom aan met de hoop dat hij dan een beetje wakker blijft. Ik knoop een praatje met hem aan, en net wanneer ik over de geweldige kwaliteit van de weg begin, houdt het asfalt op en rijden we de volgende twee uur door diepe kuilen in de rotsachtige, hobbelige weg, met niet meer dan 10 km per uur gemiddeld. Na een poos begint er iets onderin het busje te rammelen, maar we komen toch zonder acute schade of lekke banden op bestemming aan.
Bijzonder aan deze rit is dat de tijd aardig klopt: na ruim 5 uur zijn we in Lanquin. Echter, daar zijn we er nog niet mee; het is nog 10 km naar Semuc Champey. De 'weg' hiernaartoe is nog slechter dan wat we juist achter de rug hebben, en nadat we een poosje moeten schuilen voor de regen rijdt er een 4x4-jeep voor. We hobbelen in het pikkedonker door de wildernis, spotten een fret met een enorme rattenstaart en stoppen na een minuut of tien met rijden. De chauffeur stapt uit bij een hotel en wij volgen zijn voorbeeld, waarna we terug de auto ingebonjourd worden want dit is niet het onze. Even later zijn we weer terug bij ons vertrekpunt in Lanquin om dan toch echt naar ons hotel door te reizen. Ik vraag de jonge knul achter het stuur of de overheid geen geld heeft om de wegen hier op te knappen en hij antwoord met een mix van cynisme en somberheid dat de overheid het geld liever in eigen zak steekt. We praten even over de enorme verschillen in mogelijkheden die bestaan tussen Nederland en Guatemala. Hij vertelt dat hij al tien jaar volop werkt, maar ondanks dat geen enkele financiële mogelijkheid ziet om iets meer te zien dan de plek waar hij zijn hele leven al woont. Ik wou dat ik miljonair was en hem een paar duizendjes kon geven en bedenk hoe gaaf het zou zijn een project op te zetten waarbij jonge, enthousiaste Guatemalteken de kans zouden krijgen om vrijwilligerswerk te doen in een ander land, zoals ik die kans gekregen heb: misschien wel gewoon in de onderbezette ouderenzorg in Nederland.
Bij het hotel El Portal aangekomen krijgen we een dorm toegewezen waar verder nog niemand in huist, dus we hebben fijn weer een plekje voor onszelf. We boeken een tour voor de volgende dag en eten en drinken voor het eerst in bijna twee dagen iets fatsoenlijks, terwijl we ons ondertussen verwonderen over een mot die zo groot is dat we 'm eerst voor een stevige vleermuis hadden aangezien. Als om elf uur de stroomgenerator wordt uitgezet luister ik nog even naar de woeste rivier en de duizenden krekels, voor ook mijn lampje dooft.

Semuc Champey:
Als ik de volgende dag naar buiten kijk ben ik meteen vol verrukking van de prachtige omgeving. Vanuit het open restaurant kijk je uit op de rivier en op de gammele, doch romantische brug waar we gisteren overheen gehobbeld zijn met de jeep. Voor mijn ontbijt bestel ik dezelfde pannenkoeken met fruit die ik de avond ervoor had gegeten, als tot mijn verbazing Benjamin er al aan komt. De service is erg Latijns-Amerikaans want het duurt een halfuur voor ik mijn sinaasappelsap krijg. Het zou moeten wennen, maar ik merk juist dat ik zo nu en dan een beetje genoeg begin te krijgen van het wachten en herhalen. De tour zou om tien uur beginnen en ruim na halfelf gaan we op pad. Omdat we zo laat weggaan, moeten we alvast onze lunch bestellen om tussen de middag tijd te winnen. Benjamin bestelt een sandwich en ik stel hem voor iets groters te nemen maar hij weet zeker dat het genoeg zal zijn. We beginnen met een behoorlijke klautertocht, waarbij een paar 60-plussers al na enkele seconden afhaken. Ik geef hen geen ongelijk want vanwege het regenseizoen is het overal nat en glibberig; ook voor mij een opgave. Twee vrouwen uit Spanje, met de leeftijd zo ongeveer van mijn moeder, durven het echter aan. Na anderhalve kilometer klauteren en een stijging van 360 meter bereiken we de Mirador op de watervallen en terrasbaden van Semuc Champey, een wonderbaarlijk gezicht. Met een knalrood en bezweet hoofd ga ik voldaan op de foto. Hierna dalen we via een andere weg weer af, richting de baden. We hebben prachtig zicht op de waterval, de groene baden (met wat bruin vanwege het regenseizoen, maar desalniettemin fenomenaal) en de ruige, woeste waterstroom die onder de baden doorloopt en daarna richting Río Dulce trekt. Dan begint het baadgedeelte. Ik besluit mijn schoenen en korte broekje aan te houden en dat blijkt een uitstekend idee. Benjamin wil persé zijn zonnebril meenemen, ondanks de waarschuwing van zowel de gids als van mij, en binnen vijf minuten is hij hem kwijt. Daarna gaat hij mopperen dat ik hem had moeten waarschuwen. Voor de grap moppert Benjamin constant op me, wat een rare indruk geeft aan de anderen aangezien iedereen blijkt te denken dat we een koppeltje zijn. Soms voel ik me er ongemakkelijk bij, maar van de andere kant: who cares!
We springen van het ene groene bad in het volgende, met een bommetje of een duik en de gids, die zich van zijn beste kant wil laten zien, loopt een beetje te paaien met salto's achteruit. We hebben vooral Amerikanen in ons groepje, waaronder een stelletje. Zij heeft een air om zich heen die veel dominantie en weinig zelfkennis uitstraalt en hij is een stille, vast heel lieve, vreselijk onhandige en dikke stereotype figuur die tijdens de trip zo'n drie keer bijna zijn nek breekt. De weg naar het laatste bad is geen sprong maar een natuurlijke waterglijbaan en na wat instructies durf ik als eerste. Hobbelend glij ik met nette snelheid naar beneden en plons ik in het water, waar ik in de reddingsboei plaatsneem en een hilarisch uitzicht heb op Benjamin, die mij volgt. Hierna volgt de laatste activiteit in de zwembaden: een klein tochtje in een stuk grot, waarin alles onderwater ligt, behalve tien centimeter om je neus naar boven te steken. Het laatste stukje dien je onderwater te duiken en ook hier ben ik de eerste die gaat. Ik moet erg mijn best doen om de claustrofobische Benjamin mee te krijgen; dat lukt als ik nog een keertje ga. Van de opwinding lukt het hem niet de instructies te volgen en stoot hij voortdurend zijn hoofd. Als ik weer goed en wel buiten op hem wacht, komen er opeens allemaal wapperende armen en benen onder de grot vandaan: ook het hoofd eerst was niet gelukt. Maar: he did it! Hij moest eens weten dat het ergste nog moest komen.

Het is ondertussen lunchtijd en we keren terug naar het hotel. Benjamin zit eindeloos te zeuren omdat hij zo'n honger heeft en het nu met een magere sandwich moet doen en ik zeg dat hij zijn mond moet houden. Als de serveerster komt ('Benjamin?') zet ze een dikke hamburger voor zijn neus neer. Hij kijkt er verlekkerd naar en neemt een hap voor ik uit kan spreken dat het waarschijnlijk voor iemand anders is. Even later horen we de serveerster opnieuw ('Benjamin?'). De onhandige Amerikaan antwoordt bevestigend en kijkt verbaasd naar zijn sandwich. 'I ordered something else, but I guess this will be fine as well'. Benjamin lacht in zijn vuistje en werkt zijn portie gauw weg terwijl ik hem voor asociale lul uitmaak.

Na de lunch begint de tocht door de grotten. Ik heb een jaartje geleden nog de grotten van Valkenburg bezocht dus meen wel te weten wat me staat te wachten. Het pakt toch net even anders uit. We worden geboden met zwemkleding de grot in te gaan. Iedereen behalve Benjamin, die buiten al hysterisch is voor wat hij zo gaat meemaken, heeft schoenen aan. We krijgen een kaarsje en staan binnen een minuut tot ons middel in het frisse water. Een minuut later moeten we zwemmen, met de kaars in de lucht, en ik fungeer als bode om Benjamin te waarschuwen voor alle rotsen waaraan hij zijn voeten lelijk kan bezeren. Hij tiert en hij vloekt en kijkt me halfwild aan terwijl de tocht steeds gekker wordt. We trotseren enorme massa's kolkend water, trekken ons op aan touwen en klimmen aftandse trapjes op en af. Op een bepaald punt gebied de gids, een soort aapman die de grot tot in de kleinste kiertjes lijkt te kunnen dromen, ons te wachten als hij de donkerte in verdwijnt. Na een paar minuten zien we ergens een lichtje vandaan komen en mogen we in beweging komen. Terwijl ik me tegen de stroming in trek en tracht mijn knieën niet blauwer te laten worden dan ze al zijn, probeer ik tegelijkertijd mijn kaars niet onder te dompelen. Dat laatste bleek onnodig, aangezien ik even later onder een ruige waterval door moet lopen. De gids heeft netjes gezorgd voor een brandende kaars, zodat ik die van mij opnieuw het licht kan schenken.
Op een bepaald punt aangekomen mogen we op een rots klimmen en twee meter lager het water in plonzen. Benjamin bedankt en gaat aan de overkant in het water naar de rest kijken. Toch blijkt die plek minder veilig dan de sprong, aangezien de lompige Amerikaan de instructies weer niet weet op te volgen, veel te ver vooruit springt en Benjamin bijna onder hem verzwolgen wordt.
Nu is het tijd om terug te keren, via bijna dezelfde, maar daardoor niet minder spannende, route. Zodra Benjamin het eerste buitenlicht ziet wordt hij helemaal mal van opluchting, die ook weer snel verdwijnt als hij daarna de puntige, rotsachtige trappen af moet met zijn gehavende voeten. Lief als ik ben haal ik zijn schoenen op en maken we ons klaar voor het (bijna) allerlaatste onderdeel van de dag: tubing in de rivier. Onderweg maak ik een praatje met de Spaanse vrouwen, twee vrolijke, malle bijdehante beppen, en complimenteer ik hen met het vervolmaken van deze inspannende dag. Ik vertel hen dat ik hun gelispel zo grappig vind maar dat ik blij ben dat dit in Guatemala niet gewoon is, omdat ik het zelf niet kan.

Het is heel simpel: je gaat zitten op een zwemband, wappert wat met je handen en probeert ervoor te zorgen dat er meer bier dan water in je bierblikje blijft zitten. De felle zon heeft plaatsgemaakt voor donkere bewolking en als we goed en wel in de rivier liggen begint het aardig te donderen, wat ook aan deze relaxte activiteit enige gezonde spanning brengt.
Wanneer we in een melige bui teruglopen richting het hotel passeren we de brug en de gids vraagt wie er vanaf wil springen. Ik!! En ik ben de enige. De groep telt af, waarna ik met een luide gil zeven meter naar beneden stort, om soepel in het water te landen. Het zwemmen naar de oever is nog het meest uitdagende van dit event, gezien de sterke stroming. De gids springt me achterna met een spectaculaire duik, waarmee deze malle dag toch echt is afgelopen. Door de nu stromende regen lopen we nagenietend terug. Op mijn beurt krijg ik nu alle lof van de Spaanse vrouwen, die nu van mening zijn dat de Hollandse meiden van de stoerste soort zijn. Het spijt me een beetje dat ik hen nooit meer zal zien, maar het is goed zo. Wat een dag!

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!